Doorheen mijn schoolcarrière heb ik het geluk gehad deel te mogen nemen aan leuke projecten en heb ik zeer fijne stages gedaan. Ik vertel jullie hier graag meer over (in chronologische volgorde) aangezien ik trots ben op wat ik bereikt heb en alle kennis die ik eruit meegenomen heb. Want al doende leert men binnen het sociaal werk. Het zijn de mensen met wie we werken die ons de essentie van de job kunnen bijbrengen, en die essentie is voor elke persoon anders. Dat maakt sociaal werk moeilijk, maar oh zo interessant.
Ik heb een eerste, soort van, stage gedaan in het vijfde middelbaar waarbij het de opdracht was een jaar lang elke vrijdag één persoon te bezoeken uit één van de volgende doelgroepen (in hoe verre dat je mensen echt kan indelen in doelgroepen) : bejaarden, mentaal gehandicapten, vluchtelingen en psychiatrische patiënten. Ik heb er toen voor gekozen om het wzc Sint-Lucia te contacteren en samen te zoeken naar een bejaarde die dit wel zag zitten. Na even zoeken kwam ik bij J. terecht. Een vlotte, vrolijke meneer dat een wild leven geleid had en daar ook graag over vertelde. Wat we vooral deden was samen babbelen met een koffie en een koekje, en als het goed weer was deden we wel eens wandeling. We hebben ook een keer meegedaan aan de vrijdagnamiddag-activiteit. Dit was toen een spelletje bingo. De kers op de taart was het carnavalsfeest waar J. de dj van de dag was. Hij was namelijk in zijn jonge jaren ook altijd dj geweest, een sfeermaker eerste klas dus. Elke keer als ik langskwam vertelde hij hoe hard hij naar het feest uit keek en dat hij zich al aan het voorbereiden was. Toen het moment daar eindelijk was kon hij niet gelukkiger zijn, dat was heel mooi om waar te nemen. Toen de dansvloer volstond kon zijn dag niet meer stuk.
Mijn eerste contact met een specifieke ‘doelgroep’ was een mooie ervaring waaruit ik vooral het goede gevoel van dankbaarheid, het zijn van een lichtpuntje in een mensenleven, kunnen helpen, heb meegenomen. Het valt niet te vergelijken met een sociaal werk stage in een wzc. Ik kreeg vooral de mooie ervaringen mee en niet de bijhorende, minder leuke taken zoals bv. de familie verwittigen bij een overlijden, maar mijn hart voor mensen is hier zeker groter geworden en het is een ervaring dat ik zal blijven koesteren.
In het zesde middelbaar mochten we voor het vak cultuurwetenschappen zelf iets in elkaar steken rond een thema dat we behandeld hadden dat jaar. Dit kon gaan van een gedicht, een toneelstuk, een liedje tot een onderzoek. Mijn collega E. en ik kozen ervoor vrijwilligerswerk te doen in verschillende organisaties om zo een beter beeld te krijgen op hoe dat dat er eigenlijk aan toe gaat en om ervaring op te doen met verschillende ‘doelgroepen’. Het was een leuk idee, maar jammer genoeg moeilijk uit te voeren aangezien we slechts één uur in de week hadden om effectief vrijwilligerswerk te doen. Toch heb ik er uit geleerd, ook over mezelf, en eindigde ik met ervaringen die ik heel mijn leven zal meedragen.
We zijn begonnen in de Muylenberg, een leefgroepwerking voor volwassenen met een beperking. We deden babbeltjes, spelletjes of maakten een wandeling. Uit dit kort contact heb ik ondervonden dat ik werken met deze ‘doelgroep’ moeilijk vind omdat ik de ‘doelgroep’ niet ken. Niet kennen in de zin van hoe ik mij moet gedragen, wat ik kan zeggen en wat niet,… Dan moet ik zo ver in mijn stretchzone gaan dat het onaangenaam en ongemakkelijk wordt voor mij. Daarom denk ik, op dit moment, niet dat mijn toekomst als sociaal werker die richting uit zal gaan, maar langs de andere kant was het maar een kort contact en heb ik geen sociaal werk taken uitgevoerd. Misschien valt het mij helemaal anders tijdens bijvoorbeeld een stage met deze ‘doelgroep’. Dit is een uitdaging dat ik mezelf stel, ik zou dit graag verder onderzoeken in de toekomst.
Na drie vrijdagen in de Muylenberg zijn we overgeschakeld op een andere ‘doelgroep’ en hebben we vrijwilligerswerk gedaan bij een zorgleerkacht van het Sint-Victor. Deze leerkracht geeft, al spelende wijs, extra les aan kindjes uit het eerste en tweede leerjaar die de Nederlandse taal nog niet goed beheersen en daardoor niet altijd kunnen volgen in de klas. De meesten van deze kindjes hebben een migratieachtergrond en hebben al veel gruwelijke dingen gezien in hun leven. Problemen als niet kunnen volgen in de les kunnen dan extra zwaar wegen op een kind. Één van de doelen van de zorgleerkracht is daarom de lessen luchtig en leuk te houden, en ze een hart onder de riem te steken. De leerkracht deed dit heel goed. De kindjes leken het leuk te vinden, waren trots als het goed ging en de verlegen, eerder stillere kindjes bloeiden open. De paar vrijdagen dat we meegedraaid hebben vond ik heel leuk. Het was fijn activiteiten neer te zetten waar deze kinderen graag naar komen, om eerder iets ontspannend te betekenen waar men toch iets leert in de plaats van een saaie les. Om de kinderen een plek te bieden waar ze zichzelf kunnen zijn bijvoorbeeld door ook eens te vragen naar hun land van afkomst en te werken op het tempo van ieder kind individueel. Langs de andere kant was het ook moeilijk omdat je met heel kwetsbare kindjes werkt. Ik denk dat je extra geduldig moet kunnen zijn en extra voorzichtig moet zijn met wat je zegt. Aangezien ik eerder rechtuit ben en redelijk snel eerlijke feedback geef, waarvan ik ondervonden heb dat dit meestal wel geapprecieerd wordt onder volwassenen, kan dit toch een valkuil zijn in deze doelgroep. Als ik in de toekomst met kinderen wil werken zal het een uitdaging zijn hier een balans in te vinden, leren feedback te geven zonder de kindjes te kwetsen en te demotiveren. Dit probeer ik natuurlijk nooit te doen, maar ik denk dat het extra oppassen is met kindjes.
Na het Sint-Victor hebben we nog twee activiteiten-namiddagen meegedaan in hetzelfde wzc waar ik J. bezocht. Hier had ik dus al iets meer ervaring mee. Het is een doelgroep dat zich volledig in mijn comfortzone bevindt. Ik vind het leuk om met bejaarden te werken en ik voel mij hierbij op mijn gemak, zelfzeker en mezelf. Als ik mij niet op mijn gemak voel en ik niet zelfzeker in mijn schoenen sta heb ik eerder een afwachtende houding en duurt het langer voor de echte ik met haar talenten naar buiten komt. Soms durf ik de uitdaging gewoon helemaal niet aan te gaan bv. een stage doen in een organisatie waar men werkt met mensen met een beperking sinds dat ik al ondervonden heb dat ik dit heel moeilijk vind. Dat is jammer, daarom stel ik mezelf de uitdaging om meer mijn stretchzone op te zoeken om beter met verandering en onwennige situaties om te kunnen gaan. Wie weet kom ik talenten tegen waarvan ik niet wist dat ik ze had.
Tijdens mijn eerste jaar sociaal werk heb ik een kijkstage gedaan, van een week, op het Pijncentrum van het AZ Turnhout. Het doel van het pijncentrum is enerzijds patiënten te helpen om hun (vaak chronische) pijn te verminderen en anderzijds de levenskwaliteit van de patiënt te verbeteren. Om dit te verwezenlijken werkt men in een multidisciplinair team van pijnartsen, pijnverpleegkundigen, pijnpsychologen, een kinesist, een ergotherapeut en een sociaal werker. De sociaal werkster van het team heb ik een week mogen volgen en observeren. Voor een analyse van deze dienst op basis van mijn bevindingen en de leerstof van het vak basismethoden (analyseren van een organisatie), klik hier.
Deze kijkstage is zeer belangrijk geweest voor mij, aangezien ik twijfelde of ik de opleiding wou verder zetten. Ik had een moeilijk jaar en wist niet zeker of ik wel de juiste keuze had gemaakt, de motivatie was weg en ik had nood aan een concreet voorbeeld van wat sociaal werk nu eigenlijk is. De stage kwam als geroepen en heeft mij sociaal werk echt doen ervaren. Ik kon met mijn eigen ogen waarnemen wat de meerwaarde was van de sociaal werkster en wat zij kon betekenen voor mensen. Ik werd zo meegetrokken in de voldoening van het kunnen helpen van mensen dat ik actief mee aan het zoeken was naar oplossingen en dat zelf ook zaken inbracht tijdens bv. overlegmomenten. Dit werd echter nog niet verwacht van mij aangezien het om een kijkstage ging, toch kreeg ik hier positieve feedback op van mijn stagebegeleider. De stage heeft me geïnspireerd en gemotiveerd om de opleiding voort te zetten, en daar heb ik geen seconde spijt van gehad.
Achteraf gezien zie ik mezelf deze job niet doen omdat de sociaal werker zeer weinig tijd heeft per patiënt, waardoor er weinig tijd is voor het diep analyseren van het verhaal van de patiënt, voor het empoweren van de patiënt,… en komt het vaak neer op regelzaken zoals bv. huishulp aanvragen voor de patiënt. Ontmoeten, analyseren, empoweren,… zijn zaken die ik belangrijk vind als sociaal werker en ik zou het er te moeilijk mee hebben dat ik dit niet kan doen omwille van tijdsgebrek. Tijd nemen voor een cliënt is de start van een goede samenwerkingsrelatie, en daar heb ik graag de tijd en vrijheid voor omdat ik dit ook goed kan. Onder andere uit mijn tweedejaarsstage is gebleken dat dit een valkuil kan zijn omdat het mandaat dat je krijgt vanuit de organisatie niet altijd toelaat de tijd te nemen voor je cliënten die je wilt nemen. Langs de andere kant is afbakening in de vorm van een mandaat ook nodig om doelen te bereiken, structuur te behouden en niet over elkaar te werken.
Het is mijn uitdaging een job te zoeken met een mandaat waar ik achter sta en een goed evenwicht te zoeken tussen kritisch en loyaal zijn aan dat mandaat.
Het tweede academiejaar begon met de keuze van een project. Er werd ons eerst een voorstelling gegeven van de deelnemende organisaties en het project dat zij in gedachten hadden. Één van de projecten was filosoferen met gedetineerden van de gevangenis van Turnhout. Dit sprak mij meteen aan omdat ik mijn pijlen eigenlijk gezet had op een tweedejaarsstage in de gevangenis, maar dit jammer genoeg niet is kunnen doorgaan. Dit project was dus de perfecte weg om in contact te komen met sociaal werk binnen de gevangenis. Beter nog, we zouden gaan filosoferen en dat doe ik graag. De verschillende filosofische stromingen en gedachtegangen van bekende filosofen vind ik interessant, en ik geloof heel erg in de krachten en voordelen van een filosofisch gesprek bv. leren beargumenteren, luisteren naar elkaars meningen en deze in vraag stellen, samen zoeken naar ‘de waarheid’,…
Dit project was heel populair, veel medestudenten hadden de gevangenis als eerste keuze en uiteindelijk werden het de zes meest standvastige studenten die aan het project zouden mogen deelnemen. Het was strijden tegen elkaar, en ik heb dan ook echt gestreden voor een plekje door niet af te wijken van mijn doel. Het project zou veel van onze tijd vragen, tijd dat ik dan liever geef aan iets waar ik veel interesse in heb en waar ik volledig achter sta. Ook naar de toekomst toe probeer ik te ondervinden of sociaal werk in de gevangenis iets voor mij is. Zo ja, dan wil ik proberen een derdejaars stage in de gevangenis te bemachtigen en meer nog dan wil ik na de opleiding sociaal werk misschien gaan voor de opleiding criminologie. Ik was dus zeer gemotiveerd en standvastig, en dat heeft zijn vruchten afgeworpen. Ik heb een plekje kunnen bemachtigen samen met vijf even standvastige en gemotiveerde medestudenten.
Al redelijk snel moesten we met de eerste ideeën komen in een professioneel projectplan. Wegens miscommunicatie heb ik bijna niet meegewerkt aan het uiteindelijke projectplan. Dit vond ik heel erg, daarom heb ik mijn gevoelens eerlijk uitgesproken tegenover mijn mede-projectleden. Hier heb ik geen probleem mee, ik zie het zelfs als een kwaliteit van mezelf, en mijn mede-projectleden leken dit ook te appreciëren.
Natuurlijk heb ik wel mee overlegt over wat we juist hoopten te bereiken en hoe we het project dan vorm zouden geven. Dit was puzzelen omdat niet alles toegelaten is in de gevangenis en alles goedgekeurd dient te worden door de gevangenisdirectie. Uiteindelijk slaagden we erin met een sterk plan te komen dat effectief uit te voeren was binnen de gevangenis : We zouden vijf filosofeer sessies houden waarvan de eerste drie enkel met gedetineerden en de laatste twee ook met burgers van ‘buitenaf’. Om de deelnemers buiten de sessies te blijven stimuleren om te filosoferen maakte ik werkboekjes met filosofische opdrachten. Ik had voorgesteld om deze taak op mij te nemen omdat ik graag creatief ben en knutsel. Ik heb twee volle weken gewerkt aan deze boekjes, maar toen ik erkenning kreeg van de deelnemers, de projectleiders en de andere projectleden gaf dit zeer veel voldoening. Verder zouden we bij het project ook een cartoonist betrekken die cartoons zou maken op basis van wat gezegd werd tijdens de sessies. Deze cartoons zouden we dan tentoonstellen in de warande met als doel aan positieve beeldvorming te doen aangezien er veel negatieve opvattingen bestaan over gedetineerden. We zouden zelfs de leerlingen van het zesde middelbaar humane wetenschappen van het Sint-Victor betrekken door daar ook een sessie te houden rond dezelfde thema’s als in de gevangenis. We zouden dan de gedane uitspraken vergelijken, creatief uitwerken en ook tentoonstellen in de warande. Grootse, mooie plannen dus. Voor het volledige projectplan, klik hier.
We hebben het geluk gehad dat we onze eerste twee sessies konden uit voeren voor de corona-crisis op de proppen kwam en ons dwong met een nieuw plan te komen. Omdat fysiek naar de gevangenis gaan niet meer mogelijk was kwamen we met het idee werkbladeren te maken, een groot blad met een filosofische vraag en twee kanten : akkoord en niet akkoord. Men zou dan antwoord moeten geven en deze beargumenteren. Deze bladeren kwamen dan terug bij ons terecht zodat wij de antwoorden konden bundelen en terug bezorgen aan de deelnemers. Om burgers van ‘buitenaf’ te betrekken maakten we een facebookpagina aangemaakt, waarop we meer info konden geven over ons project, filosofische vragen konden stellen, willekeurige zaken konden posten over de gevangenis en de cartoons konden delen. De cartoonisten waar we mee samenwerkten hadden meer tijd en inspiratie door de pandemie die aan de gang was en hebben ons prachtig werk kunnen leveren
Het voordeel van ons nieuw plan was dat we de kans kregen onze werkbladeren ook te bezorgen aan de gevangenissen van Merksplas en Wortel. We konden dus meer gedetineerden bereiken en laten proeven van filosoferen. Ook door intensiever in te zetten op sociale media konden we toch wel een aantal mensen bereiken en iets van ‘binnen’, van de gevangenis, tot hen brengen. Het nadeel, voor mij persoonlijk, was het face to face contact dat wegviel. Tijdens de eerste sessie was het eerst wel even ongemakkelijk en zoeken naar wat ik kon zeggen en wat niet. De situatie was totaal onbekend voor mij waardoor ik eerst een eerder afwachtende houding had, maar toen we begonnen aan het effectief filosoferen was dit snel over. Er waren zo goed als geen taboes, de deelnemers waren zelf vrij open, we hebben interessante conversaties gehouden en we kregen veel positieve reacties. Het was een sterke eerste ervaring die mij veel vertrouwen en zelfzekerheid gaf, en het was ook gewoon heel erg leuk. Met het wegvallen van dit persoonlijk contact viel de mogelijkheid tot direct reageren op elkaar weg en dat maakte het moeilijk om echt tot in de diepte te filosoferen. Het gevaar van miscommunicatie is ook groter via een medium dan face to face, hier moesten we zeker rekening mee houden. Verder heeft ook niet iedereen van ons groepje, waaronder ikzelf, de kans gekregen een sessie voor te bereiden en een sessie te leiden. Dit had ik heel graag een keer geoefend.
We werden gedwongen op een korte periode zeer flexibel en creatief te zijn, en een projectplan waar we zo hard aan gewerkt hadden en zo trots op waren bijna helemaal te veranderen. Hier zijn we goed in geslaagd. We zijn met een nieuw plan kunnen komen waarin we opnieuw tot het uiterste zijn gegaan, in hoeverre dit kon omwille van de situatie, en hebben ons niet laten verlammen door boze, teleurgestelde gevoelens. Ik ben trots op ons, ons uiteindelijke project en wat we er mee bereikt hebben. Ik ben ook trots op mezelf omdat ik in het verleden niet echt positieve ervaringen heb gehad met groepswerk. Ik was een leider en ik kon moeilijk met veranderingen omgaan. Dit zorgde gewoonweg voor conflicten in de groep. Zo wou ik niet zijn omdat ik waarschijnlijk nog veel in groep zal moeten werken in de toekomst en het voor veel onnodige stress zorgt. Daarom ben ik met een andere, meer openminded instelling in dit project gestapt. Ik heb veel meer gecommuniceerd, we hebben alles samen beslist, de groep was veilig genoeg om eerlijke feedback te geven op elkaar en iedereen gaf elkaar erkenning voor zijn/haar werk. Dit was heel fijn. Ik heb kunnen ervaren hoeveel beter dit werkt, hoeveel rust het geeft en dat er mooie vriendschappen uit kunnen ontstaan. Af en toe moest ik op mijn tanden bijten, maar het is een leerproces en een uitdaging dat ik zal blijven aangaan in de toekomst.
Mijn tweedejaarsstage heb ik bij de kringwinkel WEB van Turnhout gelopen. Hier doet men aan hergebruik van textiel en allerhande spullen om de afvalberg te verkleinen. Deze biedt men aan tegen democratische prijzen. Om de winkel te doen draaien stellen ze mensen tewerk die minder kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Men doet dus aan sociale tewerkstelling door jobs en werkervaring aan te bieden, en zo hun kansen op een duurzame job op de reguliere arbeidsmarkt te verhogen. De kringwinkel van Turnhout is onderverdeeld in verschillende werkvloeren met elk vaste medewerkers en één of meer vaste werkleiders. Mijn stagebegeleider was de werkleider van de winkel zelf, het gedeelte waar de klanten komen. De taken van de medewerkers bestonden er uit bijvoorbeeld de schabben aan te vullen, aan de kassa staan, de winkel netjes houden,… De taak van de werkleider bestaat eruit dit in goede banen te leiden door bv. opleiding te geven, conflicten op de werkvloer trachten op te lossen, er voor zorgen dat iedereen met iedereen samenwerkt … De focus ligt, voor de werkleider, dus meer op de groep dan op elke medewerker individueel. Het is ook zo dat de werkleider een medewerker met een niet werk gerelateerd probleem doorverwijst naar E., de maatschappelijk werkster die instaat voor het opvangen van vaste medewerkers met een privéprobleem dat het uitvoeren van hun werk op dat moment verhindert. De werkleider gaat dus geen lange individuele hulpverleningstrajecten opstarten met de medewerkers.
In het begin van de stage heb ik vooral zelf veel meegedraaid in de winkel om alle regeltjes en de werking van bijvoorbeeld de kassa te leren. Zo kon ik op termijn ook vragen van de medewerkers beantwoorden, hen helpen en zelf ook training geven aan nieuwe medewerkers. Zo heb ik bijvoorbeeld nieuwe medewerkers een rondleiding gegeven, kassatraining gegeven en hen taken aangeleerd. In het begin heb ik ook tijd genomen om alle medewerkers te leren kennen door eens met iedereen samen te werken. Dan kon ik zelf ervaren wat iedereens individuele manier van werken was en kon ik casual, op een informele manier met iedereen gesprekjes houden. Zo kon ik met de meesten een vertrouwensband opbouwen. Er kwamen bij sommige persoonlijke zaken over de eigen privé naar boven en bij sommigen frustraties in verband met het werk, de directie, de werkleiders,…. Ik heb hier steeds naar geluisterd met een goede luisterhouding, ik heb het verhaal verkent door bijvragen te stellen, ik heb erkenning gegeven en samen met hen gezocht naar stappen die eventueel ondernomen konden worden. Hier ben ik goed in omdat ik hier zelf veel belang aan hecht en we dit uitbundig oefenen op school. De medewerkers apprecieerde dat ook. Ze spraken zelfs uit dat ze zich gehoord voelden en dat het fijn was dat er iemand belang hechte aan wat er allemaal om ging in hun leven. Ik heb hier veel tijd aan gegeven, tijd die een werkleider meestal niet heeft. Daarom kreeg ik ook de terechte feedback dat ik die tijd beter kon spenderen aan de groepsdynamica, eerder dan individuele problemen die eigenlijk niet tot het takenpakker van een werkleider behoren. Hier heb ik uit geleerd dat mijn interesse meer ligt bij de individuele hulpverlener, maar nog belangrijker dat ik niet alles zelf kan oplossen en dat doorverwijzen dan vaak beter is voor de cliënt. Het is mijn uitdaging een derdejaarsstage te zoeken in de individuele hulpverlening en te leren wanneer het de juiste moment is om door te verwijzen, om mijn cliënt los te laten in zijn eigen bestwil.
Een tweede puntje feedback dat ik kreeg was dat ik op moest letten met emotioneel worden bij het zien van emoties. Het blijft een professionele relatie die we hebben met de mensen waarmee we werken. Deze feedback kan ik wel beamen omdat eerder los ben in de omgang. Los in de zin van persoonlijk, gericht op de ander, een positieve werksfeer trachten te creëren, plaats maken voor een lach en een zwans, een veilige haven proberen bieden waar iedereen zichzelf kan zijn en waar iedereen elkaar steunt. Ik voel zelf redelijk snel een band met andere mensen waardoor die losse ik ook snel naar boven komt en ik snel ‘meevoel’ met anderen. Waar ik dan op moet letten is dat misschien niet iedereen even snel een bepaalde band voelt waardoor ik te persoonlijk en onprofessioneel kan overkomen. Tijdens de stage had ik het bijvoorbeeld moeilijk met ‘streng’ zijn, met het moeten corrigeren van iemands werk ook al is dit een hele belangrijke taak van de werkleider om de medewerker te helpen groeien. Ik had het hier moeilijk mee omdat ik denk dat anderen mij dan ervaren als bazig, iemand die zich superieur voordoet, en dit past niet bij wie ik ben of wil zijn. Dit is een ongegronde onzekerheid van mij, aangezien niemand mij dit ooit als feedback heeft gegeven, ik maak mij dit zelf wijs. In het derde academiejaar ga ik daarom verder met het ontwikkelen van mijn professionaliteit. Ik wil verder uitzoeken wat ik belangrijk vind in een professionele relatie, wat over het algemeen kan en wat niet kan, om te komen tot een professionele houding dat bij mij past. Ik denk ook dat als ik mijn professionaliteit verder ontwikkelt heb dat ik beter om zal kunnen gaan met taken die ik minder leuk vind en ik mezelf zaken, zoals hierboven beschreven, niet meer zal ‘wijsmaken’ omdat ik dan zelf achter mijn houding sta. Ik zal een professionaliteit ontwikkelt hebben die bij mij past en die mij juist vertrouwen geeft in mijn handelingen, niet onzeker maakt.
Ik heb mij 100% ingezet voor deze stage, ik heb hard gewerkt, ik heb initiatief genomen, en ik heb hier goede evaluaties op gekregen. Wat ik vooral meeneem uit de stage is dat wat ik over mezelf geleerd heb en de mooie herinneringen die ik gemaakt heb met de medewerkers. Zij hebben een mooi plekje in mijn hart gekregen.
Bij de aanvang van het tweede semester van het tweede jaar diende iedereen een keuzevak te kiezen. Ik koos voor het vak sociaal artistieke praktijken, het enige echte praktijkvak met een keuze uit verschillende artistieke projecten samen met verschillende doelgroepen. De praktijk is de reden van mijn keuze. Het artistieke gedeelte was voor mij een uitdaging omdat ik wel graag creatief bezig ben, maar toneel, dans en zang bijvoorbeeld helemaal niet mijn ding is. Één van de projecten bestond eruit kunstwerken te schilderen met enkele bewoners van het woonzorgcentrum in Geel. Daarvoor ging men samenwerken met kunstenaar Swa van Dael. Om het resultaat aan de buitenwereld te kunnen laten zien zouden de deelnemende studenten een tentoonstelling in het woonzorgcentrum moeten organiseren en iets in elkaar steken om op de Kleine Parade, de slotshow van alle projecten in de Werft, te kunnen laten zien. Dit sprak mij meteen aan. Ik teken/schilder graag, en zoals je eerder al kon lezen werk ik graag met bejaarden. Gelukkig voor mij was dit project niet zo populair en kon ik deelnemen samen met L., medestudente en goede vriendin.
We maakten eerst kennis met S., ergotherapeute binnen het wzc en onze begeleidster tijdens het project. S. kent de bewoners goed en maakte daarom ook de selectie van deelnemers. Het was ook S. die ons evalueerde gedurende het project. Verder maakte we ook kennis met Swa, de kunstenaar die ervoor zou zorgen dat we tot een mooi eindresultaat zouden komen. Bij de eerste ontmoeting gaf Swa ons meteen de taak al het schildermateriaal bij elkaar te smokkelen voor de eerste sessie. We mochten hierbij zeker proberen korting te krijgen, en dat is ons gelukt! We kregen een mooie 20% korting op al onze spullen, extra witte verf en tekenpapier gratis van Lucas Creativ in Turnhout. We konden dus met goede moed aan het project beginnen.
De eerste sessie kregen we eerst een rondleiding van S. en zijn we samen de deelnemers gaan ophalen. Op termijn was het de bedoeling dat wij de deelnemers zelf zouden gaan ophalen. Tijdens de eerste twee sessies maakten we tekeningen (in potlood) op wit canvas, de schets. De deelnemers waren volledig vrij, ze mochten zelf kiezen wat er op zou komen. Dit was voor velen moeilijk. Velen wisten niet wat ze moesten tekenen of waren onzeker en bang dat ze het niet zouden kunnen. Het was dan onder andere aan ons om hen te motiveren, te ondersteunen en samen te zoeken naar bv. iets uit hun verleden, iets dat ze leuk vinden,… Langs de andere kant mochten we niet pushen of te veel aandringen, anders zou het vervelend worden en natuurlijk was het de bedoeling dat ze terug zouden willen deelnemen de volgende keer. We hadden de indruk dat de deelnemers het tekenen niet zo heel leuk vonden, maar uiteindelijk had iedereen zijn canvas vol en konden we overgaan tot schilderen. Fun fact : iedereen had een zonnetje op zijn/haar individueel canvas getekend. Dat zou een leuk detail vormen als alle individuele werken op het einde als één geheel opgehangen zouden worden.
Vanaf de derde sessie konden we beginnen met schilderen. Swa had de potloodlijnen overlijnt met een dikke zwarte stift zodat men makkelijker binnen de lijntjes kon blijven. De fijne motoriek gaat bij ouderen achteruit en hen kleine figuurtjes laten schilderen zou gewoon pesten zijn. Grote vlakken en duidelijke lijnen waren dus een must. Het was aan ons om de deelnemers een schort aan te geven, hen te helpen en hen nieuwe verf te voorzien als men klaar was met een vlak. Voor de schilderijen gebruikten we voor iedereen dezelfde kleuren, zodat het mooier tot een geheel zou komen op het einde. Als iemand klaar was met een kleur kwam Swa meestal kijken welke kleur het volgende vlak zou krijgen. Hier ben ik een beetje tegenin gegaan door aan de deelnemer zelf te vragen welke kleur hij/zij zou willen gebruiken in plaats van Swa erbij te roepen en hem de kleur te laten beslissen. Ik was van het principe dat het hun eigen, uniek werk was en ik hen daarin zoveel mogelijk wou betrekken, onder andere door zoveel mogelijk zelf te laten beslissen dus.
Het schilderen ging heel goed, de deelnemers leken dit veel leuker te vinden en we waren sneller klaar dan we ingeschat hadden. Het hele kunstwerk was eigenlijk al klaar voor het Covid-virus er voor zorgde dat we het project moesten stoppen. Een geluk bij een ongeluk.
Dat we het project moesten stoppen vond ik heel erg jammer. De deelnemers waren net een beetje gewend aan ons en wij aan hen. Iedereen bloeide open en het was steeds uitkijken naar de volgende sessie. We kregen zelfs niet de kans om ons resultaat tentoon te stellen aangezien de Kleine Parade ook geannuleerd werd. Om ons gemis uit te spreken aan de deelnemers hebben we iedereen een brief geschreven en om hen iets om handen te geven in thema van het project hebben we aan Swa gevraagd of hij ‘kleurplaten’ wou maken. Deze ‘kleurplaten’ heeft hij digitaal aan S. bezorgt zodat zij deze kon printen en bezorgen aan de deelnemers.
Zoals het project in de gevangenis diende L. en ik creatief uit de hoek te komen binnen de mate van het mogelijke, maar we vonden het vooral belangrijk te laten merken dat we hen niet vergeten waren. Ik vind dat we hier goed in slaagden. Doorheen de sessies die wel zijn doorgegaan was ik enthousiast, was ik behulpzaam en kon ik hen motiveren. ik was heel trots op de deelnemers en het resultaat. Ik hoop dat er nog een tentoonstelling kan komen als contact terug toegestaan is, zodat we onze kunstenaars alsnog in de picture kunnen zetten.